Pamorelin is beschikbaar in 3 doseringen: 1-maandelijkse, 3-maandelijkse en 6-maandelijks. U kunt hiermee de doseringsfrequentie afstemmen op de behoefte van de indivuele patient.

Pamorelin
3,75 mg
toegediend elke maand(om de vier weken)

Pamorelin
11,25 mg
toegediend elke drie maanden(om de twaalf weken)

Pamorelin
22,5 mg
toegediend elke zes maanden(om de 24 weken)
Toediening van Pamorelin
Pamorelin 22,5 mg en 11,25 mg kunnen snel en eenvoudig intramusculair toegediend worden. Pamorelin 3,75 mg mag intramusculair en subcutaan toegediend worden.
Download de injectiekaartVoorbereiding van de patiënt vóór reconstitutie
Bereid de patiënt voor door de bil op de plaats van injectie
te desinfecteren. Deze handeling dient als eerste uitgevoerd
te worden, omdat het geneesmiddel na reconstitutie
onmiddellijk geïnjecteerd dient te worden.

Voorbereiding van de injectie

Pak de ampul met het oplosmiddel. Tik het oplosmiddel, dat zich eventueel nog boven in de ampul bevindt, terug de ampul in.
Plaats Naald 1 (zonder beveiliging) op de injectiespuit. Verwijder nog niet de beschermhuls van de naald.
Breek de ampul open met de opening naar boven gericht.
Verwijder de beschermhuls van naald. Breng de naald in de ampul en zuig al het oplosmiddel op in de injectiespuit.
Leg de spuit met oplosmiddel opzij.
Pak de injectieflacon met het poeder; tik het poeder dat zich eventueel nog bovenin de injectieflacon bevindt terug naar beneden.
Verwijder de plastic afdekking bovenop de injectieflacon.
Pak de spuit met het oplosmiddel erbij en prik de naald loodrecht door de rubbersluiting in de injectieflacon. Injecteer het oplosmiddel langzaam, zodat, indien mogelijk, de vloeistof het gehele bovenste gedeelte van de injectieflacon schoon spoelt.


Trek Naald 1 terug tot boven het niveau van de vloeistof. Verwijder de naald niet uit de injectieflacon. Reconstitueer de suspensie door de injectieflacon zachtjes heen en weer te zwenken. Houdt de injectieflacon niet ondersteboven.
Zorg ervoor dat er net zolang gezwenkt wordt totdat een homogene, melkachtige suspensie is verkregen.
Belangrijk: controleer of er geen onopgelost poeder in de
injectieflacon meer aanwezig is (als er nog klontjes poeder zichtbaar zijn, blijf dan zwenken totdat deze verdwenen zijn).
Duw de naald naar beneden wanneer de suspensie
homogeen is en zuig de gehele suspensie op zonder daarbij
de injectieflacon om te keren. Er zal een kleine hoeveelheid
suspensie in de injectieflacon achterblijven, deze dient
weggegooid te worden. Elke injectieflacon bevat een
overmaat om dit verlies te compenseren.
Houd het gekleurde omhulsel vast om de naald los
te maken. Verwijder Naald 1, die gebruikt is voor het
reconstitueren van de suspensie, van de spuit. Schroef
Naald 2 met beveiliging op de spuit.


Haal het veiligheidsomhulsel van de naald en beweeg deze in de richting van de spuit. Het beveiligingsomhulsel blijft in deze positie staan.
Verwijder de beschermhuls van de naald.
Richt de naald omhoog om lucht uit de injectiespuit te verwijderen, direct voor het toedienen van de injectie.
Intramusculaire injectie
Injecteer onmiddellijk (in de bilspier) om
neerslaan van de suspensie te voorkomen.


Activeer de beveiliging met één hand.
NB: houd uw vinger altijd achter de markering (tab).
Er zijn twee methodes om het veiligheidssysteem te activeren:
Methode 1: Duw de beveiliging met uw vinger naar voren
Methode 2: Duw de beveiliging tegen een vlak oppervlak aan.
Druk in beide gevallen met een stevige, snelle beweging tot
u een duidelijke klik hoort
Controleer of de naald zich geheel onder de vergrendeling bevindt.
Gebruikte naalden, ongebruikte vloeistof of andere afvalstoffen dienen te worden vernietigd in overeenstemming met lokale voorschriften.
